Vectoren zijn lijnen die variabele waarden snel inzichtelijk maken. U kunt vectoren verdelen in twee groepen:

• Vectoren op een vast punt op de kaart. (Bijvoorbeeld routepunten)
• Vectoren die afhankelijk zijn van de positie van de GPS-cursor. Deze laatste groep vectoren verplaatst zich dus met de cursor mee op de kaart.

Vectoren op de GPS-cursorpositie

Het vectordiagram toont onder andere grondsnelheid, vaart, wind en stroom. De vectoren zijn gekoppeld aan de informatie van GRIB-files, NMEA-instrumenten of ze zijn handmatig te verstellen door te slepen. De kleuren en waarden van de vectoren komen overeen met de instrumentstatus bij navigatie-info die u snel kunt bereiken via de knop .

Via [ Beeld / Eigenschappen / Kaartvenster / GPS-cursor ] kunt u voor ieder kaartvenster de gewenste vectoren aanzetten.

ZWART is de grondvector met SOG/COG van de GPS.

BRUIN is de kompasvector Speed/HDG afkomstig van Log en Kompas.

BLAUW is de ware wind en ROOD de schijnbare wind (in de richting van het vaantje in de mast).

GROEN is de stromingsvector.

GRIJS zijn de laylines.

De PAARSE vector schter het schip is de Leeway (Drift of Verzet).

Door bij instrumentstatus op de knoppen van bijvoorbeeld Leeway of Wind te klikken, kunnen handmatig waarden worden ingevoerd, tenzij ze worden gestuurd door een NMEA-instrument.

Het hele vectordiagram is snel aan- en uit te zetten met de Vectorknop op de kaartknoppenbalk.

[ Zie ook: routepunt vectoren en laylines ]